Het naamplaatje uit Zedelgem

Maak een identiteitsslinger:

• Iemand vertelt een feit over zichzelf.
• Bijvoorbeeld: ‘mijn lievelingskleur is blauw’, ‘mijn mama is geboren in Turkije’, ‘ik heb groene ogen’, ‘mijn hobby is paardrijden’…
• Als dit feit ook klopt voor iemand anders in de klas, geeft die zo snel mogelijk een hand aan de persoon die het feit vertelde. De leerling die als eerste een hand kan geven, blijft staan en vertelt op hun beurt een feit over zichzelf.
• Kan niemand uit de klas een hand geven? Vertel een ander feit, tot dit wel lukt.
• Ga door tot iedereen in de klas in de identiteitsslinger zit.

Bespreek:

• De verschillende soorten feiten die jullie aan mekaar vertelden om de identiteitsslinger te vormen. Wat maakt jou tot wie je bent?
• Eventuele andere elementen die je identiteit vormen, die niet in het spel aan bod kwamen.

Bestudeer het naamplaatje.

Beschrijf om beurt iets wat je opvalt:

• Wat zie je?
• Wat voel je?
• Wat ruik je?
• Hoe groot is het?
• Hoe zwaar is het?
• Uit welk materiaal is het gemaakt?
• Welke kleuren zie je?
• …

Het naamplaatje is gevonden tijdens een metaaldetectiecampagne in Vloethemveld.
Bedenk een antwoord op de volgende vragen:

• Hoe oud is het naamplaatje?
• Van wie was het naamplaatje?
• Hoe is het naamplaatje in Vloethemveld terecht gekomen?

Luister naar het interview met het naamplaatje om de antwoorden te weten te komen!

Meer weten over de opgraving waar het naamplaatje is gevonden? Ontdek het op onze website.

Vul je identiteitsformulier in:

• Lees de verschillende identiteitsvakjes op het formulier.
• Denk na over welke identiteitsvakjes jij persoonlijk belangrijk vindt.
• Vul jouw top vijf in op het identiteitsformulier.

Speel het identiteitsspel.

• Zit per twee tegenover elkaar. Houd je identiteitsformulier verborgen.
• Raad om beurt een identiteitsvakje waarvan je denkt dat de andere leerling het heeft ingevuld.
  Goed geraden? Kleur het identiteitsvakje in op je identiteitsformulier en ga verder met raden.
  Verkeerd geraden? Dan is het de beurt aan de ander.

Probeer als eerste de vijf identiteitsvakjes van de ander in te kleuren!

Bespreek met de klas waarom jullie bepaalde identiteitsvakjes kozen.

Denk na over je identiteit:

• Welke identiteitselementen vind je belangrijk?
• Wat maakt jou zo uniek?

Schrijf minstens 5 dingen (maar niet je naam!) op een kladblaadje. Laat dit aan niemand zien.

Trek de naam van een medeleerling uit een doos.

Schrijf minstens 5 dingen (maar niet de naam!) op een kladblaadje die de identiteit vormen van deze leerling.

Versier één half identiteitsplaatje met de identiteitselementen die je voor jezelf opschreef.

Versier één half identiteitsplaatje met de identiteitselementen die je voor een medeleerling opschreef.

Gebruik hiervoor tekeningen, stickers, knipsels uit kranten of tijdschriften, , afbeeldingen van het internet… Probeer zo weinig mogelijk woorden te gebruiken.

Verspreid de halve identiteitsplaatjes in de klas.

Loop rond in de klas en bekijk de halve identiteitsplaatjes.
Zoek om beurt twee halve identiteitsplaatjes die bij dezelfde leerling horen.
Ga door tot iedere leerling een volledig identiteitsplaatje heeft.

Bespreek:

• Welke identiteitselementen je herkent?
• Zijn er belangrijke verschillen tussen de twee helften?
• Waarom koos je voor deze identiteitselementen?

Hang de vervolledigde identiteitskaartjes aan de muur. Kunnen anderen jullie hieraan herkennen (leerlingen uit een andere klas, jullie ouders, grootouders…)?